direct naar inhoud van Motivering
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Aart van der Leeuwkade 14
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.TestAvL14-VA01

Motivering

Disclaimer

N.B. Dit TAM-omgevingsplan voor de Aart van der Leeuwkade 14 dient als pilot-TAM-omgevingsplan. Er kunnen op geen enkele wijzen rechten worden ontleend aan hetgeen in de motivering/regels beschreven staat. Voorgestelde voorgenomen ontwikkelingen en/of conclusies zijn puur fictief en dienen als voorbeeld hoe bevoegde gezagen een TAM-omgevingsplan kunnen opstellen. Er is dan ook geen sprake van een mogelijke ontwikkeling aan de Aart van der Leeuwkade 14 op basis van onderhavig plan. De regels zijn ook niet juridisch bindend, aangezien deze slechts op de test-omgeving van www.ruimtelijkeplannen.nl worden gepubliceerd. De rest van onderhavig TAM-omgevingsplan is opgesteld met de gedachte dat dit plan daadwerkelijk zou kunnen dienen als volwaardig TAM-omgevingsplan. In de onderbouwing over de evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL) worden echter de kaders waaraan getoetst dient te worden uiteengezet, en wordt het plan in het kader van deze pilot hier zeer globaal aan getoetst aangezien de nodige omgevings- en milieuonderzoeken ontbreken. Concrete acties en tips voor de lezer zijn in grijze kaders geplaatst.

Let op: de teksten die specifiek over dit planinitiatief gaan in de motivering zijn puur indicatief en dienen als handreiking, zonder dat de auteurs pretenderen hierin volledig te zijn. Het plan is ook niet daadwerkelijk getoetst aan de hand van de diverse milieu- en omgevingsaspecten, gelet op het fictieve karakter van onderhavig TAM-omgevingsplan. De motivering van dit plan dient alleen ter illustratie van de opbouw en inhoud van een TAM-omgevingsplan. Daarnaast geldt dat elke gemeente een eigen format/structuur voor de motivering van een TAM-omgevingsplan kan aanhouden. In onderhavig TAM-omgevingsplan wordt het format van de gemeente Leidschendam-Voorburg aangehouden.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Inleiding & aanleiding

Beschrijf hier kort wat het initiatief inhoudt, wat de aanleiding is, en waarom er gekozen wordt voor een TAM-omgevingsplan.  


Onderhavig TAM-omgevingsplan voor de Aart van der Leeuwkade 14 dient als pilot-TAM-omgevingsplan plan en is opgesteld in opdracht voor de VNG om gemeenten een handreiking te geven om een TAM-omgevingsplan op te stellen. Dit plan dient voor de volledigheid in samenhang te worden gelezen met de Bijsluiter TAM-IMRO omgevingsplan, handleiding, en transponeertabel van de VNG.

1.2 Ligging en plangrenzen

Geef hier de locatie en ligging aan van het plangebied. Wees hier zo specifiek mogelijk qua locatie, perceelnummers, en adres zodat duidelijk is wat het plangebied exact is. Zorg ervoor dat de uitsnede overeenkomt met het GML-bestand dat op www.ruimtelijkeplannen.nl wordt geplaatst.  


Het plangebied uit deze voorbeeldcasus bevindt zich aan de Aart van der Leeuwkade 14 in Voorburg, kadastraal bekend als Gemeente Voorburg, perceel 8688. Het totale plangebied kent een oppervlakte van circa 12.000m2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.TestAvL14-VA01_0001.png"

Afbeelding 1: Locatie plangebied

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en toekomstige situatie

2.1 Huidige situatie

Beschrijf hier de huidige situatie in het plangebied, waar onder andere de volgende aspecten in terugkomen:
- huidige bebouwing
- huidig gebruik
- ligging
- foto van het plangebied  

In de huidige situatie bevindt zich in het plangebied een middelbare school. Op onderstaande situatie is de huidige situatie te zien vanaf de kruising van de Aart van der leeuwkade en de Marcellus Emantslaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1916.TestAvL14-VA01_0002.png"

Afbeelding 2: huidige situatie plangebied

2.2 Toekomstige situatie

Beschrijf hier de toekomstige situatie in het plangebied, waar onder andere de volgende aspecten in terugkomen:
- omvang van het initiatief
- (globale) bouw- en goothoogtes
- doelgroep
- architectuur/structuur van het gebouw
- mogelijke herinrichting plangebied
- Illustratieve afbeeldingen/referentiebeelden  

In de toekomstige situatie komt er op de plek van de huidige school een woongebouw dat ruimte biedt aan maximaal 10 (gestapelde) woningen met een maximale bouwhoogte van 10 meter, en een goothoogte van 6 meter.

Hoofdstuk 3 Toetsing aan omgevingsplan

Alle ruimtelijke ontwikkelingen onder de Omgevingswet dienen getoetst te worden aan het geldende omgevingsplan van de gemeente (nieuw deel en tijdelijk deel). In dit hoofdstuk dient dit te worden gedaan.  

3.1 Bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden

Er dient beoordeeld te worden welke oude bestemmingen op basis van het omgevingsplan van rechtswege ter plaatse van het plangebied relevant zijn. De geldende bestemmingen worden uitgeschreven waarbij alleen de relevante bouw- en gebruiksmogelijkheden in de bestaande planologische situatie expliciet benoemd en toegelicht worden. Denk in deze paragraaf ook aan eventuele relevante parapluplannen voor de ruimtelijke ontwikkeling, bijvoorbeeld en parapluplan parkeren.

Denk naast de geldende ruimtelijke plannen ook aan geldende lokale verordening die zijn opgenomen in het omgevingsplan van rechtswege. De relatie van het plan tot de Bruidsschat wordt in hoofdstuk 6 nader uitgewerkt.

Neem hier voor de duidelijkheid ook een uitsnede op van het plangebied binnen het omgevingsplan van rechtswege, waarin het plangebied duidelijk wordt aangeduid.  

Ter plaatse van het plangebied geldt het omgevingsplan van rechtswege onderdeel bestemmingsplan 'Herstelbesluit bestemmingsplan Stedelijk'. De bestaande gronden en gebouwen hebben de enkelbestemming 'Maatschappelijk' met een maximale bouwhoogte variërend tussen de 3,5

en 15 meter. Tevens geldt de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'.

3.2 Strijdigheden met het omgevingsplan

Er dient benoemd te worden op welke onderdelen het beoogde plan (zoals beschreven in de inleiding, paragraaf 1.1.) strijdig is met het omgevingsplan (zowel tijdelijk deel als nieuw deel). Benoemd alle strijdigheden expliciet. Ga in op de strijdigheden met betrekking tot de activiteiten 'bouwen' en 'gebruik'. Indien sprake is van strijdigheid met bijvoorbeeld een lokale verordening dient dat ook hier benoemd te worden.  

De voorgenomen ontwikkeling is op de volgende punten in strijd met het omgevingsplan:

  • De ontwikkeling voorziet in de realisatie van woningen op gronden waar de activiteit 'wonen' nu niet is toegestaan.
  • De ontwikkeling voorziet in de realisatie van bebouwing die qua aard en omvang in strijd is met de geldende bouwregels voor de activiteit 'bouwen'.

Hoofdstuk 4 Toetsing aan beleid

Voor een TAM-omgevingsplan zal sprake zijn van afwijking van het geldende omgevingsplan, daarom zal ook getoetst moeten worden aan de geldende beleidskaders. Er dient te worden onderbouwd op welke wijze de ontwikkeling passend is in het geldende beleid van de verschillende overheden op Rijks,- provinciaal-, regionaal- en lokaalniveau.  

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

Op rijksniveau is sprake van overkoepelend en abstract ruimtelijke beleid, hoofdzakelijk bedoelt voor de hoofdopgaven waar Nederland mee te maken krijgt (klimaatadaptie, energietransitie etc.). De NOVI heeft als uitgangspunt dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. In deze paragraaf dient het wettelijke beleidskader nader uit gewerkt te worden en volgt een motivering in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling.  

4.2 Rijksinstructieregels

4.2.1 Besluit Kwaliteit Leefomgeving

In het Besluit kwaliteit leefomgeving (voorheen Barro) zijn instructieregels op rijksniveau opgenomen voor het omgevingsplan. Let op: de ladder voor duurzame verstedelijking maakt onderdeel uit van het BKL, hier dient in deze paragraaf onder meer aan te worden getoetst.

In hoofdstuk 5 van het TAM-omgevingsplan dient te worden ingegaan op voor deze locatie van toepassing zijnde instructieregels.  

4.3 Provinciaal- en regionaal beleid

In deze paragraaf zal een onderbouwing opgenomen moeten worden waarin wordt aangegeven op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling passend is binnen de omgevingsvisie van de provincie. In de Omgevingsverordening zijn in de vorm van instructieregels opgenomen waar ruimtelijke ontwikkelingen aan moeten voldoen. Aangetoond moet worden dat de ontwikkeling passend is binnen het provinciale omgevingsbeleid. Indien sprake is van relevant regionaal beleid, bijvoorbeeld regionale woonvisie of bedrijvenvisies, dan dienen deze ook in deze paragraaf genoemd te worden vanwege de directe relatie met de provinciale Omgevingsverordening.

Neem hier ook een uitsnede op van het plangebied in relatie tot een relevante kaart uit het provinciaal beleid, ter verduidelijking  

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Omgevingsvisie
Gemeentes dienen voor het gehele grondgebied één alomvattende omgevingsvisie op te stellen. Deze omgevingsvisie geeft richting aan de gemeentelijke doelstellingen en ruimtelijke besluitvorming. In deze paragraaf dient dan ook onderbouwd te worden op welke wijze de ruimtelijke ontwikkeling past binnen het gemeentelijke beleid. Indien de gemeente specifieke programma's heeft vastgesteld om de ruimtelijke doelstelling te behalen dient dat in deze paragraaf ook specifiek benoemd te worden, denk dan in het geval van woningbouw bijvoorbeeld aan een volkshuisvestelijk afwegingskader' of 'een programma sociale- en betaalbare woningbouw'.
Indien de gemeente nog geen omgevingsvisie heeft vastgesteld dient de huidige structuurvisie nog als toetsingskader. Tevens dienen in dat geval eventuele andere relevante beleidskader nog benoemd te worden in deze paragraaf. Denk ik dat geval aan bijvoorbeeld een woonvisie, energievisie en/of het kantoren beleid. Het beleid dat je in deze paragraaf benoemd is uiteraard afhankelijk van de specifieke ruimtelijke ontwikkeling.

Neem hierbij ook een uitsnede van het plangebied in relatie tot de omgevingsivie op.  

Hoofdstuk 5 Aspecten fysieke leefomgeving en milieu

In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling die met onderhavig TAM-omgevingsplan wordt mogelijk gemaakt getoetst aan de verschillende aspecten uit de fysieke leefomgeving. Hierbij is het criterium dat de ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt moet bijdragen aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (hierna: ETFAL), conform Artikel 4.1, lid 1, uit Afdeling 4.1 van de Omgevingswet.


Per aspect dient het TAM-omgevingsplan te worden getoetst aan de wet- en regelgeving, waarbij wordt ingegaan op de specifieke doorwerking van het planinitiatief. Uiteindelijk dient ook in een conclusie te worden onderbouwd of al het initiatief uiteindelijk bijdraagt aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Een groot deel van de aspecten maken onderdeel uit van het Bkl, en een aantal volgen uit gemeentelijk toetsingsbeleid van de desbetreffende gemeente.

In dit voorbeeld TAM-omgevingsplan is dit hoofdstuk niet nader uitgewerkt, aangezien het initiatief niet daadwerkelijk is getoetst aan de betreffende aspecten van de fysieke leefomgeving en milieu.  

Hoofdstuk 6 Juridisch kader TAM-omgevingsplan

Sinds 1 januari 2024 heeft elke gemeente een omgevingsplan van rechtswege (hierna: omgevingsplan). In de fase direct na inwerkingtreding van de Omgevingswet is dit het tijdelijk deel van het omgevingsplan, bestaande uit:

- Voormalige bestemmingsplannen, beheersverordeningen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen & exploitatieplannen (in geval van onderhavig TAM-omgevingsplan: het bestemmingsplan 'herstelbesluit bestemmingsplan Stedelijk');
- Lokale verordeningen in het tijdelijk deel van het omgevingsplan (indien aanwezig: Erfgoedverordening, Geurverordening en/of Verordening afvoer van hemelwater);
- Bruidsschat;
- Bijzondere ruimtelijke besluiten (zie artikel 4.6 Invoeringswet).

Onderhavig TAM-omgevingsplan betreft een variant die vrij dicht bij de opzet van een bestemmingsplan blijft. Er zijn ook varianten van TAM-omgevingsplannen mogelijk die al meer kenmerken bevatten van een integraal omgevingsplan  

Onderhavig TAM-omgevingsplan vormt een wijziging van het omgevingsplan. Woningbouw op deze locatie is in strijd met in het tijdelijke deel onderdeel uitmakende bestemmingsplan 'herstelbesluit bestemmingsplan Stedelijk', waardoor het omgevingsplan gewijzigd moet worden.

Het TAM-omgevingsplan is op het oog een omgevingsplan dat losstaat van de rest van het omgevingsplan. Toch is het functioneel en juridisch een integraal onderdeel van het omgevingsplan. Om te zorgen dat het TAM-omgevingsplan juridisch één geheel is met het omgevingsplan van rechtswege, wordt het als het ware als een nieuw hoofdstuk toegevoegd. Onderhavig TAM-omgevingsplan dient dus ook als dusdanig gelezen te worden, in samenhang met de bruidsschat van het omgevingsplan. Daarom is er in de regels van onderhavig TAM-omgevingsplan een pre-ambule opgenomen, waarin staat dat het plan vigeert als hoofdstuk 22a van het omgevingsplan.

Bekijk goed de inhoud van de bruidsschat voor u het TAM-omgevingsplan opstelt, en analyseer waar deze in strijd is met het TAM-omgevingsplan. Voor onderhavig plan geldt dat de bruidsschat op sommige definities, wijze van meten, en algemene regels niet of voldoende toezag op hetgeen vanuit gemeentelijk beleid gewenst is, en/of nodig is voor deze ontwikkeling. Dit is in de regels aangegeven.
Daarom is voor dit plan een algemene pre-ambule en toepassingsbereik opgenomen waarin staat dat het plan vigeert als hoofdstuk 22a, zodat afwijken van de bruidsschat mogelijk is op het moment dat deze in strijd is met dit TAM-omgevingsplan.  

Hoofdstuk 1 - Algemene bepalingen

Dit TAM-omgevingsplan maakt onderdeel uit van het omgevingsplan van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Dat betekent dat alle regels uit het omgevingsplan ook van toepassing zijn op onderhavige ontwikkeling aan de Aart van der Leeuwkade (tenzij ze daarmee strijdig zijn). Daarom worden in de regels alleen maar bepalingen opgenomen welke specifiek relevant zijn voor onderhavige ontwikkeling van de Aart van der Leeuwkade 14. Zo is er voor dit plan ook gekozen om niet de specifieke bepaling over de het afwijken van bepalingen uit de bruidsschat op te nemen, aangezien er bij dit TAM-omgevingsplan nauwelijks wordt afgeweken van de bruidsschat. Op de onderdelen waar dit wel gebeurt (bijvoorbeeld reken- en meetbepalingen) zijn specifieke voorrangsbepalingen opgenomen.

Hoofdstuk 2 - functies en activiteiten

Conform de eisen vanuit de Omgevingswet worden in dit hoofdstuk de toegestane functies en activiteiten beschreven voor de specifieke locatie. Alhoewel de regels niet hoeven te voldoen aan de SVBP, en er dus over 'functies en activiteiten' wordt gesproken in plaats van 'bestemmingen', staan deze op de verbeelding behorend bij onderhavig plan nog wel aangeduid als zijnde 'bestemming'. Dit vanwege het feit dat het plan anders niet juist gepubliceerd kan worden op de (nog tijdelijke) landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Voor onderhavig voorbeeld-TAM-omgevingsplan voor de Aart van der Leeuwkade 14 is beoogd zoveel mogelijk aansluiting te vinden bij de regels en bepalingen voor vergelijkbare functies en activiteiten uit het tijdelijk deel omgevingsplan Leidschendam-Voorburg (bestemmingsplan 'Stedelijk'). Deze zijn wel dusdanig omgevormd dat deze voldoen aan de regels van de Omgevingswet.

Hoofdstuk 3: Algemene regels

Voor dit hoofdstuk zijn er algemene bepalingen opgenomen die alleen betrekking hebben op de artikelen uit dit TAM-omgevingsplan. Hier zitten bijvoorbeeld algemene bouw- en functieregels in die gelden voor het gehele grondgebied van de ontwikkellocatie.

Hoofdstuk 4: Overgangsrecht

In TAM-omgevingsplannen hoeven geen bepalingen te worden opgenomen voor het overgangsrecht. Echter, in onderhavig voorbeeld TAM-omgevingsplan wordt een bestaande functie wegbestemd (de bestaande school), waarvoor een woongebouw in de plaats komt. Daarom zijn er overgangsrechtelijke bepalingen kopgenomen, zodat de bestaande functies mogen worden voortgezet zolang de nieuwe ontwikkeling nog niet is gerealiseerd.

Bijlagen bij de regels

Conform kernvereiste 1 wordt er zo min mogelijk gebruik gemaakt van bijlagen bij regels, om het plan zo overzichtelijk mogelijk te houden. Voor dit plan is er 1 bijlage opgenomen bij de regels die is gekoppeld aan de beoordelingsregels voor dakterrassen.

Verbeelding

De verbeelding die is opgesteld voor het voorbeeld TAM-omgevingsplan dient te worden opgesteld conform de technische eisen van IMRO2012. Dat betekent dat er op de verbeelding wel 'bestemmingen' zijn te zien, en dat specifieke functies alszijnde 'functieaanduidingen' worden benoemd. Dit vanwege het feit dat het plan anders niet door de validator van ruimtelijke plannen komt. Voor meer info, zie: https://docs.geostandaarden.nl/ro/HRTAMomplan/.

Algemeen - aanvraagformulieren

Annoteren van regels uit een TAM-IMRO plan is niet mogelijk. Daardoor kunnen geen nieuwe (aanvraag)formulieren en vergunningchecks gekoppeld worden aan een TAM-IMRO plan. Dit is een ‘hard’ gegeven.

Wat betreft (aanvraag)formulieren wordt geconstateerd dat de formulieren die beschikbaar zijn in het DSO-LV bij inwerkingtreding naar verwachting bruikbaar zijn bij een TAM-IMRO plan. In een TAM-IMRO plan zullen namelijk meestal geen nieuwe activiteiten of nieuwe typen meldings- of vergunningplichten worden geïntroduceerd. Mocht dit anders zijn, dan kan dit wel gevolgen hebben voor de bruikbaarheid van de formulieren.  

Hoofdstuk 7 Haalbaarheid

7.1 Financiële haalbaarheid

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de wijze van bekostiging.  

7.2 Maatschappelijke haalbaarheid

Participatie

Het aangeven hoe er geparticipeerd is bij een gebiedsontwikkeling (motiveringsplicht) met een TAM-omgevingsplan is een vereiste onder de Omgevingswet. Dit dient gedaan te worden conform de eisen uit artikel 10.2 uit het Omgevingsbesluit (motiveringsplicht vroegtijdige publieksparticipatie omgevingsplan). In dit hoofdstuk dient dit traject en de uitkomst ervan te worden beschreven.