direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Aart van der Leeuwkade 14
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1916.TestAvL14-VA01

Regels

Voor de regels van dit TAM-omgevingsplan zijn de drie kernvereisten uit de VNG bijsluiter toegepast. In de regels wordt met de volgende kleur-codering aangegeven welke kernvereiste hier wordt toegepast. Daarnaast wordt op sommige plaatsen toelichting gegeven op overige gemaakte keuzes en zijn tips voor de lezer opgenomen.


Kernvereiste 1: één omgevingsplan
Kernvereiste 2: toepassingsbereik
Kernvereiste 3: bepalingen

Toelichting op overige gemaakte keuzes en tips voor de lezer  

Voor het juist omzetten van de regels uit vigerende bestemmingsplannen naar een TAM-omgevingsplan, raadpleeg de transponeertabel van de VNG.  

Onderstaande pre-ambule is onderdeel van kernvereiste 1: één omgevingsplan.  

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie 'Aart van der Leeuwkade 14' en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) van het omgevingsplan van de gemeente Leidschendam-Voorburg. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, lid 2 Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Leidschendam-Voorburg. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a.' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel is onderdeel van kernvereiste 2: Toepassingsbereik (bijzondere reikwijdte begripsbepalingen).  

1.1 Begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in Artikel 2 daarvan is afgeweken.

Artikel 2 Aanvullende begripsbepalingen

Dit artikel is onderdeel van kernvereiste 2: Toepassingsbereik (bijzondere reikwijdte begripsbepalingen).  

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:

2.1 TAM-omgevingsplan

TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Aart van der Leeuwkade 14;

2.2 Omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Leidschendam-Voorburg;

2.3 Algemene leefbaarheidstoets

Toets bij een vergunningaanvraag voor woningsplitsing en kamerverhuur waarbij de leefbaarheid in de directe omgeving van het betreffende gebouw in kaart wordt gebracht zoals opgenomen in Beleidsnota Woningsplitsing en kamerverhuur Leidschendam-Voorburg;

2.4 Archeologie, Programma van Eisen (PvE)

Een inhoudelijk document waarin het doel, de vraagstelling en de uitvoeringswijze van een archeologisch veldonderzoek en specialistisch onderzoek verwoord staan, alsook de randvoorwaarden van het onderzoek, bijvoorbeeld met betrekking tot de omgang met het vondstmateriaal. Voor aanvang van het onderzoek dient het PvE door het bevoegd gezag te zijn goedgekeurd;

2.5 Archeologisch advies

Een advies, opgesteld door de archeologisch adviseur van het bevoegd gezag, waarin de kaders voor een uit te voeren archeologisch onderzoek zijn aangegeven en aan de hand waarvan opdrachtverstrekking kan plaatsvinden aan de instantie die het archeologisch onderzoek verricht;

2.6 Gestapelde woning

Een woning waarboven en/of waaronder een andere woning is gebouwd of andere woningen zijn gebouwd, dan wel waaronder voorzieningen ten behoeve van bijvoorbeeld detailhandel of dienstverlening zijn gebouwd;

2.7 Omgevingsplanactiviteit bouwwerken

omgevingsplanactiviteit bestaande uit:

  • a. een bouwactiviteit;
  • b. het in stand houden van een bouwwerk; en
  • c. het gebruiken van het te bouwen bouwwerk.
2.8 Verbeelding

De verbeelding van het TAM-omgevingsplan 'TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Aart van der Leeuwkade 14';

2.9 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen;

2.10 Woningsplitsing

Het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen;

Artikel 3 Toepassingsbereik

Dit artikel is onderdeel van kernvereiste 2: Toepassingsbereik (toepassingsbereikbepaling) met dien vestande dat voor dit voorbeeld plan lid 2 van onderhavig artikel niet van toepassing is gelet op de specifieke voorrangsbepalingen die in dit Hoofdstuk zijn opgenomen waar afgeweken wordt van de regels uit de bruidsschat.  

en

Dit artikel (lid 3) is onderdeel van kernvereiste 3: Bepalingen (Juridische status van het plangebied).  

  • 1. Het besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder g, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in het derde lid, is niet van toepassing;
  • 2. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk;
  • 3. De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie 'Aart van der Leeuwkade 14, Voorburg', waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1916.TestAvL14-ON01.

Artikel 4 Meet- en rekenbepalingen

Bekijk voor dit artikel goed welke meetbepalingen in artikel 22.24 van de bruidsschat zijn opgenomen. In onderhavig plan is er op twee punten (3.2 en 3.5) afgeweken van artikel 22.24, aangezien dit vanuit deze specifieke gemeente gewenst is om deze bepalingen op te nemen. Dit is ook gewaarborgd in het toepassingsbereik onder artikel 2 (kernvereiste 2), waarin is opgenomen dat de regels uit afdeling 22.2 niet van toepassing zijn als deze in strijd zijn met de regels van dit hoofdstuk en ook nog eens een keer hieronder.  

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in 4.1 tot en met 4.5.

4.1 Afstanden

De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens, gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.

4.2 Bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen, antennes, technische installaties en naar de aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

4.3 Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

4.4 Goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Daar waar een gevellijn staat aangegeven op de verbeelding wordt de goothoogte gemeten in de gevellijn.

4.5 Overschrijding van de bouw-, c.q. functiegrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, technische installaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. functiegrenzen niet meer dan 0,75 meter bedraagt.

Artikel 5 Aanvraagvereisten

Dit artikel is onderdeel van kernvereiste 3: Bepalingen (opnemen van aanvraagvereisten).  

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 6 Algemeen gebruiksverbod

Dit artikel is onderdeel van kernvereiste 3: Bepalingen. In dit specifieke gebruiksverbod is ervoor gekozen om het een algemeen gebruiksverbod te laten zijn. Het is ook mogelijk om hieraan een vergunningplicht te koppelen, maar dan dient het gebruiksverbod te worden voorzien van specifieke beoordelingsregels en aanvraagvereisten (indien nodig).  

Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.

Hoofdstuk 2 Functies en activiteiten

Artikel 7 Groen

7.1 Toepassingsbereik

Definieer hier goed per artikel dat de regels in dat artikel alleen van toepassing zijn op locaties die zijn aangewezen met de desbetreffende functie.  

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Groen

7.2 Functieomschrijving

Een als Groen aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. recreatie;
  • c. voorzieningen voor langzaam verkeer en verblijf;
  • d. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • e. water;

met de daarbij behorende:

  • f. duikers en bruggen;
  • g. fiets- en voetpaden;
  • h. in- en uitritten;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. objecten van beeldende kunst;
  • k. (ondergrondse) inzamelplaatsen voor (gescheiden) afval;
  • l. ontsluitingswegen;
  • m. (on)verharde speelvelden;
  • n. overige paden en verhardingen;
  • o. speeltoestellen.

7.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken
In de bruidsschat zijn in artikel 22.29 al beoordelingsregels opgenomen voor een binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken. Dit lid is dus een aanvulling daarop.  

Bijbehorende bouwwerken
de regeling die in bestemmingsplannen standaard hier is opgenomen over bijbehorende bouwwerken, is in dit artikel niet opgenomen omdat dit al is verankerd in de bruidsschat (artikel 22.27 en 22.36). Indien u wilt afwijken van hetgeen in de bruidsschat is geregeld, kan hier wel een bepaling voor worden opgenomen (zie ook toelichting in de VNG-Transponeertabel).  

7.3.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de functie Groen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde

7.3.2 Bouwhoogte bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Een aantal bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn absoluut vergunningvrij (artikel 2.29 BBL en bruidsschat artikel 22.36 en 22.27). Bekijk goed welke regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde specifiek moeten worden opgenomen in het TAM-omgevingsplan. Dit kan per gemeente verschillen. Hier alleen de regels vermelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die niet in het BBL/ de bruidsschat zijn opgenomen en aangemerkt alszijnde absoluut vergunningsvrij (zie ook toelichting in de VNG-transponeertabel).  

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel:

Bouwwerken, geen gebouw zijnde   Maximale bouwhoogte  
Objecten voor beeldende kunst   6,00 meter  
Speeltoestellen alleen functionerend met behulp van de zwaartekracht of de fysieke kracht van de mens   5,00 meter  
Straatmeubilair   3,00 meter  
Vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van (mobiele) telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast   15,00 meter  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3,00 meter  

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Regels voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in Artikel 7.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
  • c. het aanleggen en dempen van watergangen, sloten, weidegreppels en andere waterlopen;
  • d. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • f. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
  • g. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.

7.4.2 Uitzonderingen

Het in Artikel 7.4.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit hoofdstuk rechtskracht verkrijgt;
  • c. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
  • d. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.

7.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun functie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.

7.4.4 Advies

Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders, indien nodig, advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie.

Artikel 8 Verkeer - Verblijfsgebied

8.1 Toepassingsbereik

Definieer hier goed per artikel dat de regels in dat artikel alleen van toepassing zijn op locaties die zijn aangewezen met de desbetreffende functie.  

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Verkeer - Verblijfsgebied 

8.2 Functieomschrijving

Een als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. buurtontsluitingswegen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. pleinen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' zijn tevens gebouwde (ondergrondse) parkeervoorzieningen toegestaan.
8.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken

In de bruidsschat zijn in artikel 22.29 al beoordelingsregels opgenomen voor een binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken. Dit lid is dus een aanvulling daarop.  

Bijbehorende bouwwerken
De regeling die in bestemmingsplannen standaard hier is opgenomen over bijbehorende bouwwerken, is in dit artikel niet opgenomen omdat dit al is verankerd in de bruidsschat (atikel 22.27 en 22.36). Indien u wilt afwijken van hetgeen in de bruidsschat is geregeld, kan hier wel een bepaling voor worden opgenomen (zie ook toelichting in de VNG-Transponeertabel).  

8.3.1 Gebouwen

Op locaties die zijn aangewezen met deze functie mogen geen gebouwen worden gebouwd, behoudens:

  • a. een ondergrondse parkeergarage ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage' met bijbehorende (bovengrondse) gebouwen, mits is aangetoond dat de bouw niet meer dan 0,05 meter opstuwing van het grondwater veroorzaakt;
  • b. gebouwen ten behoeve van een nutsvoorziening.

8.3.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Een aantal bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn absoluut vergunningvrij (artikel 2.29 BBL en bruidsschat artikel 22.36 en 22.27). Bekijk goed welke regels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde specifiek moeten worden opgenomen in het TAM-omgevingsplan. Dit kan per gemeente verschillen. Hier alleen de regels vermelden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde die niet in het BBL/ de bruidsschat zijn opgenomen en aangemerkt alszijnde absoluut vergunningsvrij (zie ook toelichting in de VNG-transponeertabel).  

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan aangegeven in onderstaande tabel:

Bouwwerken, geen gebouw zijnde   Maximale bouwhoogte  
Objecten voor beeldende kunst   6,00 meter  
Straatmeubilair   3,00 meter  
Vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van (mobiele) telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast   15,00 meter  
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde   3,00 meter  

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Regels voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in artikel 8.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • b. het vellen en rooien van bomen, hakhout en andere houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging tot gevolg hebben of kunnen hebben, met uitzondering van het vellen, rooien of beschadigen van fruitbomen en het periodiek afzetten van hakhout;
  • c. werken of werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of tot gevolg hebben, zoals uitdiepen of draineren;
  • d. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.

8.4.2 Uitzonderingen

Het in artikel 8.4.1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit hoofdstuk rechtskracht verkrijgt;
  • c. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.

8.4.3 Voorwaarden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun functie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.

8.4.4 Advies

Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders, indien nodig, advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 3

In dit artikel staan onderdelen uit Kernvereiste 3.  

9.1 Toepassingsbereik

Definieer hier goed per artikel dat de regels in dat artikel alleen van toepassing zijn op locaties die zijn aangewezen met de desbetreffende functie.  

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Waarde - Archeologie 3.

9.2 Functieomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functie(s), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, of van werkzaamheden

9.3.1 Aanwijziging vergunningplichtige gevallen

De 'standaard' regeling in bestemmingsplannen met betrekking tot 'afwijkingsvergunningen' bestaat niet meer onder de Omgevingswet. Dit dient te worden geregeld met een vergunningplicht (zodat het een omgevingsplanactiviteit wordt), waarbij er altijd een specifieke beoordelingsregel moet zijn en specifieke aanvraagvereisten indien noodzakelijk (Zie ook transponeertabel VNG 'afwijken van bouw- en gebruiksregels').  

  • a. Ter plaatse van de in deze functie bedoelde gronden in Artikel 9 is het niet toegestaan om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen waartoe worden gerekend afgraven, ophogen, verwijderen van oude funderingen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, alsmede het verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 2. het verwijderen, trekken of afbreken van funderingspalen;
    • 3. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
    • 4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 5. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 6. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 7. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen.
  • b. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing, indien de werkzaamheden:
    • 1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 9.3.2 en 9.3.3 in acht is genomen;
    • 2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.000 m².
    • 3. niet dieper reiken dan 100 cm beneden maaiveld;
    • 4. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
    • 5. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
    • 6. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd door de houder van een opgravingsvergunning zoals bedoeld in de Erfgoedwet;
    • 7. worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
    • 8. worden uitgevoerd in het kader van regulier onderhoud en beheer.

9.3.2 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning

Dit is een aanvulling op de standaard aanvraagvereisten zoals geregeld in artikel 5 uit dit hoofdstuk, welke specifiek voor onderhavig artikel geldt (kernvereiste 3).  

Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a. een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein is vastgesteld.

9.3.3 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Op het moment dat er in een artikel sprake is van een vergunningplicht, dient deze te worden voorzien van beoordelingsregels zodat duidelijk is waarop de aanvraag omgevingsvergunning dient te worden beoordeeld.  

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; of
  • b. schade door de bodemingreep kan worden voorkomen of voldoende kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning te verbinden voorschriften';
  • c. de werkzaamheden waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd zijn toegestaan op grond van de regels van de andere functies, waarmee deze functie samenvalt;

Artikel 10 Wonen - Gestapeld

10.1 Toepassingsbereik

Definieer hier goed per artikel dat de regels in dat artikel alleen van toepassing zijn op locaties die zijn aangewezen met de desbetreffende functie.  

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die op de verbeelding zijn aangewezen als Wonen - Gestapeld

10.2 Functieomschrijving

Een als Wonen - Gestapeld aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. wonen, gestapeld;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.6;
  • c. verkoop via internet, overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.6.2

met de daarbij beorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. ontsluitingswegen;
  • g. paden en verhardingen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. tuinen en erven.

10.3 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit bouwwerken

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de functieaanduiding 'bouwvlak' worden gebouwd;
  • b. binnen het 'bouwvlak' zijn maximaal 10 woningen toegestaan;
  • c. de goothoogte, respectievelijk de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

10.4 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen

De 'standaard' regeling in bestemmingsplannen met betrekking tot 'afwijkingsvergunningen' bestaat niet meer onder de Omgevingswet. Dit dient te worden geregeld met een vergunningplicht (zodat het een omgevingsplanactiviteit wordt), waarbij er altijd een specifieke beoordelingsregel moet zijn en specifieke aanvraagvereisten indien noodzakelijk (Zie ook transponeertabel VNG 'afwijken van bouw- en gebruiksregels' en Handleiding opstellen TAM-omgevingsplan).  

10.4.1 Dakterras

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een dakterras te realiseren die de bouw/goothoogte zoals bedoeld in Artikel 10.3, onder c, overschrijdt.

10.5 Beoordelingsregels aanvraag binnenplanse omgevingsvergunning omgevingsplanactiviteit - dakterras
10.5.1 Dakterras

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 10.4.1 wordt alleen verleend als er toepassing gegeven wordt aan de regels welke zijn opgenomen in de nota 'Het dak op', beleidsnotitie met sneltoetscriteria voor dakterrassen', overeenkomstig Bijlage 1 Het dak op (bijlage 22a.1).

10.6 Specifieke functieregels
10.6.1 Beroep aan huis

Een beroep aan huis bij de woning, of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen, is toegestaan, mits;

  • a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • b. de gebruiker van de woning tevens degene is die het beroep aan huis uitoefent;
  • c. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  • d. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte overeenkomstig de Nota Parkeernormen Leidschendam-Voorburg;
  • e. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning en de voor de woonfunctie bestemde bijbehorende bouwwerken worden gebruikt voor beroepen aan huis tot een maximum van 40 m²;
  • f. er geen horeca-activiteiten en detailhandel plaatsvindt, behoudens beperkte verkoop in het klein in direct verband met het beroep aan huis;
  • g. er geen buitenopslag plaatsvindt.

10.6.2 Verkoop via internet

Verkoop via internet bij de woning is toegestaan, mits:

  • a. verkoop via internet waarbij ter plaatse alleen de elektronische transactie plaatsvindt en geen opslag en verzending plaatsvindt is toegestaan;
  • b. verkoop via internet is slechts toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
  • c. er geen buitenopslag plaatsvindt.

10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.7.1 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
  • 1. Het is verboden op of in de gronden als bedoeld in artikel 10.1 zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren;
    • a. het aanleggen en verharden van wegen en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • b. het verlagen van de bodem en het afgraven, ophogen en egaliseren van de gronden;
    • c. het onttrekken van grondwater, anders dan ten behoeve van de veedrenking.

  • 2. Het in lid 1 opgenomen verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • a. het normale beheer en/of onderhoud betreffen;
    • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop dit hoofdstuk rechtskracht verkrijgt;
    • c. betrekking hebben op het aanbrengen van verhardingen ten behoeve van in- en/of uitritten, tot een oppervlakte van ten hoogste 10 m²;
    • d. betrekking hebben op de aanleg van natuurvriendelijke oevers.\

10.7.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien en voor zover:

  • a. de werken en werkzaamheden, waarop de vergunning betrekking heeft, noodzakelijk zijn voor een doelmatig gebruik van de gronden overeenkomstig hun functie;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de historisch-ruimtelijke, cultuurhistorische- en/of archeologische waarden van het terrein.

10.7.3 Advies

Alvorens omtrent een aanvraag omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te beslissen, winnen burgemeester en wethouders, indien nodig, advies in bij de met betrekking tot het betreffende terrein meest aangewezen instantie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Probeer het gebruik van algemene bepalingen tot een minimum te beperken, en stel deze alleen op voor zover deze betrekking hebben op de artikelen uit het TAM-omgevingsplan. De rest van de algemene bepalingen zitten al vervat in het omgevingsplan (kernvereiste 2).  

Artikel 11 Algemene bouwregels

11.1 Bestaande maten
11.1.1 Afwijkende hogere maten

De bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in Artikel 7, Artikel 8, Artikel 9, of Artikel 10 is voorgeschreven én niet in strijd zijn met het voorheen geldend plan, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.

11.1.2 Herbouw

In geval van herbouw is het bepaalde in artikel 11.1.1 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

11.2 Parkeernormen

In geval van nieuwe ontwikkelingen binnen het plangebied dient de Nota Parkeernormen Leidschendam-Voorburg te worden gehanteerd. Uitgangspunt is dat parkeervoorzieningen op eigen terrein gerealiseerd dienen te worden.

11.3 Woningsplitsing

De 'standaard' regeling in bestemmingsplannen met betrekking tot 'afwijkingsvergunningen' bestaat niet meer onder de Omgevingswet. Dit dient te worden geregeld met een vergunningplicht (zodat het een omgevingsplanactiviteit wordt), waarbij er altijd een specifieke beoordelingsregel moet zijn en specifieke aanvraagvereisten indien noodzakelijk (Zie ook transponeertabel VNG 'afwijken van bouw- en gebruiksregels').  

11.3.1 Aanwijziging vergunningplichtige gevallen

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning een bestaande woning te veranderen in en/of te vergroten tot twee of meer zelfstandige woningen;

11.3.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 11.3.1 wordt slechts verleend indien de aanvraag door het bevoegd gezag getoetst is aan:

  • a. de algemene leefbaarheidstoets
  • b. de Nota parkeernormen

11.4 Overschrijden maatvoering en bouwgrenzen

De 'standaard' regeling in bestemmingsplannen met betrekking tot 'afwijkingsvergunningen' bestaat niet meer onder de Omgevingswet. Dit dient te worden geregeld met een vergunningplicht (zodat het een omgevingsplanactiviteit wordt), waarbij er altijd een specifieke beoordelingsregel moet zijn en specifieke aanvraagvereisten indien noodzakelijk (Zie ook transponeertabel VNG 'afwijken van bouw- en gebruiksregels').  

11.4.1 Aanwijzing verunningplichtige gevallen

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning:

  • a. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten te overschrijden;
  • b. de op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen te overschrijden.
11.4.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning
  • 1. De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 11.4.1, lid a, wordt slechts verleend indien en voor zover:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden alsmede de elders in dit hoofdstuk beschreven ruimtelijke -, cultuurhistorische -, landschappelijke - en natuurwaarden, en;
    • b. de op de verbeelding aangegeven maten ten aanzien van goot- en/of bouwhoogten met ten hoogste 10%, mits dit in verband met het realiseren van de functie noodzakelijk is of indien door de afwijking een betere bouwkundige en/of stedenbouwkundige aansluiting ontstaat met direct aangrenzende percelen en/of bouwwerken: deze afwijking mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van eerder met een omgevingsvergunning mogelijk gemaakte afwijkingen: uitgangspunt voor de afwijking is de normstelling zoals opgenomen in de bouwregels van Artikel 7, Artikel 8, Artikel 9 en Artikel 10 van dit hoofdstuk.
  • 2. De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 11.4.1, lid b, wordt slechts verleend indien en voor zover:
    • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden alsmede de elders in dit hoofdstuk beschreven ruimtelijke -, cultuurhistorische -, landschappelijke - en natuurwaarden, en;
    • b. indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft, waarbij de afwijking niet meer mag bedragen dan 10%.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Tot gebruik, strijdig met dit hoofdstuk, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag en/of stalling van (motor)voertuigen, vaartuigen, caravans en/of overige zaken, anders dan ten dienste van de functie en mits de regels van de betreffende functie zich tegen dit gebruik niet verzetten;
  • b. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan ten dienste van de functie en mits de regels van de betreffende functie zich tegen dit gebruik niet verzetten;
  • c. het gebruiken of laten gebruiken van (vrijstaande) bijbehorend bouwwerken en/of bijgebouwen ten behoeve van (permanente) bewoning;
  • d. het niet in stand laten van een parkeervoorziening op eigen terrein welke is opgenomen in een verleende omgevingsvergunning t.b.v. van het realiseren van het op hetzelfde terrein gelegen hoofdgebouw;
  • e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van vuurwerk, mits de regels van de betreffende functie zich tegen dit gebruik niet verzetten;
  • f. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

12.2 Woningsplitsing en kamerverhuur

De 'standaard' regeling in bestemmingsplannen met betrekking tot 'afwijkingsvergunningen' bestaat niet meer onder de Omgevingswet. Dit dient te worden geregeld met een vergunningplicht (zodat het een omgevingsplanactiviteit wordt), waarbij er altijd een specifieke beoordelingsregel moet zijn en specifieke aanvraagvereisten indien noodzakelijk (Zie ook transponeertabel VNG 'afwijken van bouw- en gebruiksregels').  

12.2.1 Aanwijziging vergunningplichtige gevallen
  • a. Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning een bestaande woning te gebruiken voor twee of meer zelfstandige woningen;
  • b. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning een bestaande woning te gebruiken of voor gebruik aan te bieden voor 3 of meer onzelfstandige woningen;

12.2.2 Beoordelingsregel omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 12.2.1 wordt slechts verleend indien de aanvraag voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. het een geval betreft van omzetten van een woning voor kamerbewoning met drie of maximaal vier kamers;
  • b. de beoogde woonruimte na omzetting in onzelfstandige woonruimten beschikt over een gebruiksoppervlakte (GBO) van minimaal 24 m² per bewoner;
  • c. de te splitsen woonruimte bij woningsplitsing beschikt over een gebruiksoppervlakte (GBO) van minimaal 140 m²;
  • d. de beoogde zelfstandige woonruimte van splitsing beschikt over een gebruiksoppervlakte (GBO) van minimaal 55 m²;
  • e. de hoofdbewoner bij inwoning ten minste 50% van het totale gebruiksoppervlakte (GBO) van het gebouw bewoond;
  • f. de bestaande woonruimte bij inwoning beschikt over een gebruiksoppervlakte (GBO) van ten minste 55 m².

12.2.3 Advies

Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12.2.1 toetst het bevoegd gezag de aanvraag aan:

  • a. de algemene leefbaarheidstoets;
  • b. de Nota Parkeernormen Leidschendam-Voorburg.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht

OVERIGE BEPALINGEN (Overgangs- en slotregels, anti-dubbeltelregeling)
Met de Omgevingswet is het opnemen van overgangs- en slotregels, en een anti-dubbeltelregeling niet verplicht in het omgevingsplan. Dit kan wel, zie hiervoor het 'Handboek opstellen omgevingsplan' van de VNG (paragraaf 3.16). Omdat er met onderhavig hoofdstuk een bestaande functie wordt wegbestemd (een school), is er wel een bepaling voor overgangsrecht opgenomen.  

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
  • c. het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Gebruik
13.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2 Verandering gebruik

Het is verboden het met dit hoofdstuk strijdige gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3 Voorwaarde

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 13.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4 Uitzondering

artikel 13.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

SLOTBEPALING
Aangezien het omgevingsplan van rechtswege al een hoofdstuk 23 kent met slotbepalingen, is het niet mogelijk om in het TAM-omgevingsplan slotbepalingen op te nemen. Zie hiervoor de toelichting van kernvereiste 1.  

Bijlagen bij regels